AntiPiloteDeLigneDroite
How to turn tight.....
Aantekeningen
Experiment 1
Als het achterwiel stil staat, dan bepaalt de wielbasis de
afmeting van de bochtenradius. Een grotere wielbasis maakt ook de radius van de
bocht groter.
De maximale stuuruitslag oftewel full lock (hoever een stuur
kan draaien) beïnvloedt de bochtenradius.
Conclusie 1
·
Als het stuur 90 graden zou kunnen draaien dan
zou je niets hoeven te ondernemen. Het achterwiel draait mee maar de wielbasis
bepaalt de bochtenradius
·
Het stuur van een motorfiets kan echter geen 90
graden draaien. Elke motorfiets (model) bezit een specifieke maximale
stuuruitslag (lock)
·
Het model motor dat je rijdt bepaalt dus welke
handelingen je moet verrichten om de maximale stuuruitslag en/of de wielbasis
te compenseren
Experiment 2
De hellingshoek van een bewegend wiel zal de (rij) richting
beïnvloeden. Dit wordt ook wel het ‘kegel-effect’ genoemd. Als een wiel in een
hellingshoek wordt gebracht, kun je een virtuele rotatie-as projecteren. Het
contactpunt van die as met de grond, vormt dan de basis van de kegel waarom het
wiel (in een cirkelvorm) zal draaien.
Als het achterwiel in een hellingshoek wordt gebracht zal
het wiel om de virtuele rotatie-as willen draaien. De hellingshoek van die as
zal de radius van de bocht bepalen. Hoe groter de hellingshoek wordt, des te
kleiner zal de radius van de bocht zijn.
Een bocht met maximale stuuruitslag (full lock) zal door het
inzetten van een hellingshoek dus kleiner worden.
Het beste resultaat (kleinste bochtenradius) krijg je alleen
door een combinatie van een maximale stuuruitslag in combinatie met het
inzetten van een hellingshoek. Deze moeten echter goed op elkaar worden
afgestemd!
Conclusie 2
·
Door een bewegend wiel in een hellingshoek te
brengen treedt het ‘kegel-effect’ op. Het wiel draait dan om z’n virtuele
rotatie-as. Hoe groter de hellingshoek van het wiel wordt, des te kleiner zal
de as worden en wordt ook de radius van de bocht kleiner
·
Deze actie werkt alleen als een wiel (de motor)
in beweging is. De stuuruitslag (max. lock) heeft meer invloed op de
bochtenradius dan de hellingshoek!
·
Een hellingshoek heeft alleen goed (toegevoegd)
resultaat als de stuuruitslag maximaal is. Worden deze niet correct uitgevoerd,
zal een contra (negatief) effect optreden
Experiment 3
Om een maximaal resultaat te behalen, d.w.z. een zo klein
mogelijke bochtenradius, is het noodzakelijk dat er een maximale stuuruitslag
(full lock) is in combinatie met een (veilige) maximale hellingshoek.
Omdat de twee wielen met elkaar verbonden zijn, ontstaan er echter
tegengestelde krachten.
Zo zal de verticale as (caster) bij een stuuruitslag de
motor in de tegengestelde richting duwen (of trekken). Bij een stuuruitslag
naar links, zal de motor (over de lengterichting) naar rechts kantelen. Er
ontstaat dan een hellingshoek naar de rechterzijde in plaats van de gewenste
linkerzijde.
Wordt de motor echter eerst in een hellingshoek
(bijvoorbeeld naar links) gebracht, dan zal het stuur – mits niet door de
berijder tegengewerkt – automatisch in de richting van de hellingshoek (hier
dus naar links) draaien. Dit wordt ook wel ‘zelf rotatie’ genoemd, waarbij de
stuuruitslag steeds groter wordt als het stuur niet wordt tegengehouden.
Er volgt echter nog een reactie op het ‘zelf-rotatie’ moment
van de motor. Als je het stuur loslaat, zal een contra effect (contra-weight)
optreden waardoor de motor zichzelf weer opricht. Dit kan een krachtig effect
zijn, waarbij de motor zelfs in een tegenovergestelde hellingshoek raakt.
Als je deze actie inzet, waarbij je de motor eerst in een
hellingshoek brengt en het stuur zelf de stuuruitslag kan bepalen, mag je het
stuur zelf niet manipuleren. Op het moment dat je zelf de stuuruitslag wijzigt,
zal dat hoogstwaarschijnlijk tot een val leiden. De motor bezit op dat moment
geen zelf-oprichtend vermogen of trajectie meer.
Het is belangrijk om de juiste balans te vinden door de
motor eerst in een hellingshoek te brengen en je hierbij het stuur de
mogelijkheid biedt om zelf de stuuruitslag te bepalen. Je mag dus niet actief
de stuuruitslag met je armen beïnvloeden!
Opmerkelijk is hierbij dat zolang dat het stuur vrijelijk
kan bewegen (dus niet wordt tegengehouden of in full lock gaat) het
contra-effect (zelf oprichtend vermogen van de motor) ervoor zorgt dat je niet
kunt vallen!
Conclusie 3
· Door de motor in een hellingshoek te brengen zal
het stuur zelfstandig in dezelfde richting draaien.
Draai je echter aan het stuur, dan ontstaat door het contra-effect, een
hellingshoek in de tegenovergestelde richting
·
Zolang het stuur vrij kan bewegen tijdens een
hellingshoek, bestaat er geen kans dat je valt. Het gevaar ontstaat op het
moment dat het stuur niet meer verder (full lock) of vrij kan bewegen. Dat valt
namelijk het contra-effect (zelf oprichtend vermogen) weg.
Het is belangrijk om deze techniek rustig op te bouwen zodat je controle houdt!
Experiment 4
Hoe snelheid de stuuruitslag en de hellingshoek beïnvloedt
Het gyroscopische effect (dat door het draaien van het wiel
wordt veroorzaakt) zorgt ervoor dat het wiel in balans blijft. De snelheid
waarmee het wiel draait bepaalt de balans; meer snelheid = meer balans, minder
snelheid = minder balans.
Het gyroscopisch effect ontstaat als een wiel om een
(horizontale) as draait en het wiel hierdoor in balans (rechtop/ verticaal)
blijft.
Als we de (bewegende) motor in een hellingshoek brengen
(kantelen), dan brengen we de motor (dus de wielen) uit de bestaande balans.
Het stuur, dat door de gyroscopische krachten in balans was, raakt hierdoor ook
uit balans. Het stuur zal hierdoor in beweging komen om een nieuw balanspunt te
vinden.
Het nieuwe balanspunt wordt mede bepaalt door de
hellingshoek van de motor én het gyroscopische effect van de wielen. Verandert
hierbij de snelheid, dan verandert ook de balans én de mate waarop het stuur
zal bewegen om het balanspunt weer te herstellen (stuuruitslag).
Bij een hogere snelheid is het gyroscopische effect groot en
zal de stuuruitslag minder groot zijn.
Bij een lagere snelheid is het gyroscopische effect klein en
zal de stuuruitslag groot zijn.
Als het gyroscopische effect afneemt, zal ook de balans van
het stuur afnemen waardoor we denken dat we vallen. Maar juist doordat het
stuur uit balans is, zal het stuur zélf weer het balanspunt opzoeken en dus ook
de motor weer in balans brengen!
Onthoud dat als het stuur naar één richting draait, het gewicht
van de motor naar de tegengestelde richting verplaatst. Dit creëert een
contra-gewicht dat het verlies aan het gyroscopische effect voorkomt, waardoor de
motor niet zal vallen.
Bij een full lock, waardoor het stuur niet verder meer kan
bewegen, zal het contra-gewicht wegvallen én raakt de motor snel uit balans. In
die situatie mág de snelheid absoluut niet verminderd worden want dat zal met
zekerheid tot een val leiden.
Een motor kent dan ook een minimumsnelheid om in balans te
blijven. Tegelijk kent een motor een maximumsnelheid waarbij een maximale
stuuruitslag (full lock) mogelijk is. Bij het rijden met de perfecte snelheid
is de motor dan ook in BALANS terwijl je de maximale HELLINGSHOEK en STUURUITSLAG
bereikt.
De perfecte snelheid is onder geen enkele omstandigheid
constant en moet je die voortdurend aanpassen. Zo zal die ook per motor
verschillen.
Conclusie 4
·
Als we de motor in een hellingshoek brengen
(kantelen) zal het stuur automatisch in dezelfde richting draaien. De snelheid
waarmee we rijden zal de stuuruitslag bepalen: rijden we snel dan is de
stuuruitslag minder, rijden we langzaam dan is de stuuruitslag meer
·
Om korter te kunnen draaien moeten we langzamer
rijden met een hellingshoek, waarbij we erop kunnen vertrouwen dat de
stuuruitslag een counter-gewicht effect veroorzaakt. Dit effect zal de
verminderde balans (door afname snelheid) compenseren
·
De minimumsnelheid wordt bereikt als het stuur
in full lock komt, dus geen verdere stuuruitslag meer mogelijk is. Deze
snelheid verschilt per motor omdat elke motor een verschillende maximale
stuuruitslag heeft. Breng de motor in een hellingshoek (kantelen) als je
snelheid vermindert om te vermijden dat je te langzaam rijdt (motor uit balans
raakt)
·
Bij een maximale stuuruitslag (full lock) heeft
elke hellingshoek een andere (eigen) maximale snelheid. Je moet dan ook snel en
accuraat de gashendel, achterrem en je lichaamspositie aanpassen om met de
juiste snelheid en hellingshoek te rijden
Experiment 5
Bij het rijden van scherpe, korte bochten moet je:
1.
De inertie managen (in dit geval het verminderen
van de voortgaande beweging) zonder te veel motorrem (bijvoorbeeld door
uitrollen of gastoevoer stapsgewijs dichtdraaien)
2.
De motor in een hellingshoek brengen zonder het
stuur te beïnvloeden (niet duwen, niet draaien, laat het zelfstandig bewegen,
volg de beweging van het stuur)
3.
Het koppel (de krachtoverbrenging van de motor)
managen. Dit kan met behulp van de koppeling (slippende koppeling) of de
combinatie gas/ achterrem
Conclusie 5
·
Als je een korte bocht wilt maken dan bereik je
dit met behulp van een hellingshoek (kantelen) én stuuruitslag. De stuuruitslag bereik je door de motor in
een hellingshoek te brengen (kantelen) én door de snelheid te verminderen. Dit
bereik je niet door fysieke kracht!
·
Bij sommige motoren, bijvoorbeeld met een lange
wielbasis of een beperkte stuuruitslag (sportmotoren) moet je de maximale
stuuruitslag (full lock) gebruiken
·
Om een maximale stuuruitslag (full lock) te
gebruiken moet je de snelheid goed afstemmen. Dat is per motor verschillend en
zijn ook de U-bochten verschillend
·
De perfecte snelheid is ook de maximale snelheid
waarbij de motor in balans blijft. Deze bereik je door de optimale combinatie
van gastoevoer, achterrem en lichaamspositie waardoor je de hellingshoek kunt
handhaven zonder te vallen.
Mooi onderwerp en interessant om te lezen
BeantwoordenVerwijderenTop !
Verwijderen